Boekhout van Solinge, Tim (1996), Cannabis in Frankrijk. In: Peter Cohen & Arjan Sas (Eds.) (1996), Cannabisbeleid in Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Amsterdam: Centrum voor Drugsonderzoek, Universiteit van Amsterdam. pp. 86-94.
© Copyright 1995 Tim Boekhout van Solinge. All rights reserved.

[PDF] [French] [Previous] [Next]

2. De prevalentie van cannabisgebruik

Tim Boekhout van Solinge

Er bestaan in Frankrijk jammer genoeg weinig betrouwbare prevalentiecijfers met betrekking tot cannabis; cijfers over langere termijn bestaan in het geheel niet. Hier komt nog bij dat met de presentatie van de weinige cijfers die er zijn nogal onvoorzichtig wordt omgesprongen. De media roepen bijvoorbeeld wel eens dat er in Frankrijk vijf miljoen cannabisgebruikers zijn (gebaseerd op één steekproef van het SOFRES uit 1992), terwijl dit in feite ging om mensen die ooit één keer cannabis hebben geprobeerd. Een andere studie die veel wordt aangehaald is van Marie Choquet & Sylvie Ledoux van het INSERM. Deze cijfers zijn veel betrouwbaarder, maar het geval wil dat deze cijfers in twee recente, en niet onbelangrijke publikaties (het rapport Henrion en een rapport van Toxibase over cannabis) verkeerd worden geciteerd.[12]

De steekproef van het 'SOFRES'

SOFRES, het Franse equivalent van het Nederlandse Bureau Interview, heeft in juni 1992 een nationale steekproef uitgevoerd in opdracht van de Fondation Toxicomanie et Prévention Jeunesse naar de consumptie van hasjiesj onder de leeftijdscategorie van 12 tot en met 44 jaar. Bij de steekproef die bestond uit 1.167 mensen van deze leeftijdscategorie, is rekening gehouden met een representatieve vertegenwoordiging van de seksen, leeftijden en beroepen (van het hoofd van het huishouden), alsmede met de geografische spreiding. De gevolgde werkwijze hield in dat de enquêteurs van SOFRES respondenten aan huis (face à face) hebben ondervraagd in de periode 12 tot en met 26 mei 1992.
Volgens de uitkomsten van SOFRES heeft 19% van deze leeftijdscategorie ooit cannabis gebruikt. Deze 19% ziet er als volgt uit:

  • Ik rook geregeld (régulièrement) hasjiesj: 1%
  • Ik rook af en toe (de temps en temps) hasjiesj: 3%
  • Ik heb verschillende malen hasjiesj gerookt, maar ben er mee opgehouden: 7%
  • Ik heb één keer hasjiesj gerookt maar dat stelde niet zo veel voor: 3%
  • Ik heb één keer hasjiesj gerookt en hoop het niet weer te doen: 5%

Deze uitkomsten worden door het SOFRES als volgt geanalyseerd. Ervan uitgaande dat 19% van de bevolkingsgroep 12-44 jaar hasjiesj heeft gerookt, daarbij in beschouwing nemend dat er in Frankrijk 24.500.000 personen zijn die binnen deze leeftijdscategorie vallen, kan worden geconcludeerd dat er in Frankrijk 4,7 miljoen mensen zijn die ooit cannabis hebben gebruikt. Van deze 4,7 miljoen Fransen, hebben 3,7 miljoen Fransen cannabis geprobeerd, maar hielden er mee op (d.i. 15%, bestaande uit 7%+3%+5%). Twee miljoen van deze 3,7 miljoen hielden het bij één keer (3%+5%). 1 miljoen van de 4,7 miljoen Fransen zijn cannabis blijven gebruiken (4%, 1%+3%), waarvan 250.000 geregeld (1%) en 750.000 af en toe (3%).

Kijkt men naar de verschillende leeftijdsgroepen, dan komen de volgende cijfers naar voren:

  • In de leeftijdscategorie 12-24 jaar heeft 20% reeds hasjiesj gerookt; 6% doet dat nog steeds, 14% is gestopt.
  • In de leeftijdscategorie 25-34 jaar heeft 25% reeds hasjiesj gerookt; 4% doet dat nog steeds, 21% is gestopt.
  • In de leeftijdscategorie 35-44 jaar heeft 12% reeds hasjiesj gerookt; 1% doet dat nog steeds, 11% is gestopt.

Als men kijkt naar de frequentie van het roken van hasjiesj, dan komt naar voren dat van degenen die nog hasjiesj roken of dat vroeger hebben gedaan (19% van het totaal), 55% hiervan minstens één keer per maand rookt(e). Gespecificeerd naar de verschillende leeftijdscategorieën, komt het volgende naar voren:

  • Van degenen in de leeftijdscategorie 12-24 jaar die ooit hasjiesj hebben gerookt (d.i. 20%), doet/deed 64% hiervan dat minstens één keer per maand.
  • Van degenen in de leeftijdscategorie 25-34 jaar die ooit hasjiesj hebben gerookt (d.i. 25%), doet/deed 47% hiervan dat minstens één keer per maand.
  • Van degenen in de leeftijdscategorie 35-44 jaar die ooit hasjiesj hebben gerookt (d.i. 12%), doet/deed 51% hiervan dat minstens één keer per maand.

De steekproeven van het 'Comité Français d'Education pour la Santé' (CFES)

Het Comité Français d'Education pour la Santé (CFES) heeft in een rapport (een Note de Synthèse) uit september 1992 de prevalentiecijfers van drie van zijn steekproeven gecombineerd. De drie nationale steekproeven zijn uitgevoerd in respectievelijk november 1990, juli 1991 en juli 1992. De steekproeven bestonden uit respectievelijk 1.004, 1.028 en 719 personen in de leeftijd van 12 tot en met 50 jaar. Bij deze steekproeven is dezelfde werkwijze gehanteerd als bij het SOFRES, dat wil zeggen dat de respondenten face à face aan huis zijn ondervraagd. De representativiteit van de steekproeven is gewaarborgd doordat rekening is gehouden met de sekse, leeftijd en het beroep van het hoofd van het huishouden.

Het percentage van de respondenten dat verklaarde ooit cannabis te hebben gebruikt, bedroeg in november 1990, juli 1991 en juli 1992 respectievelijk 27%, 21%, en 21%.
Gespecificeerd naar verschillende leeftijdscategorieën bedragen de percentages:

  • 12-17 jr.: in 1990, 1991, 1992 respectievelijk 11%, 4%, 4%.
  • 18-24 jr.: in 1990, 1991, 1992 respectievelijk 40%, 41%, 32%.
  • 25-34 jr.: in 1990, 1991, 1992 respectievelijk 36%, 29%, 31%.
  • 35-50 jr.: in 1990, 1991, 1992 respectievelijk 18%, 13%, 14%.

Omdat er bij deze steekproef geen vragen werden gesteld over de frequentie van het gebruik, zijn hier geen gegevens over. De schommelingen tussen de uitkomsten van de verschillende jaren (tussen november 1990 en juli 1991 slechts 8 maanden) werpen vragen op over de betrouwbaarheid van de cijfers (maar volgens het CFES waren de steekproeven representatief).

Baromètre Santé

Het CFES heeft daarnaast nog nationale steekproeven gehouden voor de uitgave Baromètre Santé 1992 en Baromètre Santé 1993/1994. Een deel van de vragen gaat over druggebruik.

Voor Baromètre Santé 1992 is in november 1992 een steekproef van 2.009 personen genomen uit de bevolking van 18 tot en met 75 jaar. Hiervoor werd allereerst een (aselecte) lijst met telefoonnummers gebruikt die was verstrekt door France Telecom. Vervolgens werd uit deze selectie een aselecte steekproef genomen om te komen tot een lijst met telefoonnummers die zouden worden gebeld. Eenmaal dit nummer gebeld, werd een persoon geselecteerd op grond van de 'eerste verjaardag': degene die het eerste jarig zou zijn werd uiteindelijk geënquêteerd.
Omdat in de voorbereidingsfase bleek dat de vragen over drugs nogal gevoelig lagen (de respondenten waren terughoudend de drugs bij naam te noemen), zijn de vragen zo gesteld dat de respondent slechts bevestigend of ontkennend hoefde te antwoorden.
Volgens de resultaten van Baromètre Santé 1992 heeft 11,9% van de mensen in de leeftijd 18-75 jaar drugs gebruikt; 4,3% deed dit het laatste jaar.
Hasjiesj is verreweg de meest geconsumeerde drug; voor 94,6% van de personen die ooit drugs hebben gebruikt, en voor 90% die het laatste jaar drugs hebben gebruikt.

Gespecificeerd naar verschillende leeftijdscategorieën bedragen de percentages van mensen die verklaren hasjiesj te hebben gebruikt (afgerond op hele procenten):

  • 18-24 jr.: 22% ooit (m: 34%, v: 13%); 15% het laatste jaar (m: 25%, v: 7%).
  • 25-34 jr.: 22% ooit (m: 29%, v: 16%); 6% het laatste jaar (m: 8%, v: 5%).
  • 35-49 jr.: 10% ooit (m: 14%, v: 6%); 1% het laatste jaar (m: 1%, v: 1%).
  • 50-75 jr.: 1% ooit (m: 1%, v: 1%); 0% het laatste jaar.

De opstellers van Baromètre Santé 1992 vergelijken deze prevalentiecijfers (van november 1992) met die van de drie steekproeven (van november 1990, juli 1991 en juli 1992) die eveneens door het CFES zijn uitgevoerd. In de drie leeftijdscategorieën die zijn te vergelijken (18-24 jr., 25-34 jr. en 35-50 jr.), is dan een flinke daling in de prevalentie waar te nemen:

  • In de leeftijdsgroep van 18-24 jr. daalt het percentage dat verklaart cannabis te hebben gebruikt van 40% in november 1990 en 41% in juli 1991, tot 32% in juli 1992 en zelfs tot 22% in november 1992.
  • In de leeftijdsgroep van 25-34 jr. daalt het percentage dat verklaart cannabis te hebben gebruikt van 36% in november 1990, tot 29% in juli 1991 en 31% in juli 1992, tot 22% in november 1992.
  • In de leeftijdsgroep van 35-50 jr. daalt het percentage dat verklaart cannabis te hebben gebruikt van 18% in november 1990, tot 13% in juli 1991 en 14% in juli 1992, tot 10% in november 1992.

Alhoewel men vraagtekens kan zetten bij cijfers volgens welke de prevalentie van het gebruik van hasjiesj in een periode van twee jaar (van november 1990 tot november 1992) aanzienlijk daalt (18-24 jr. van 40% naar 22%, een daling van 45%; 25-34 jr. van 36% naar 22%, een daling van 39%), zien de opstellers van Baromètre Santé 1992 hier een dubbele ontwikkeling: enerzijds een aanzienlijke daling van het aantal mensen dat verklaart hasjiesj te hebben gebruikt, anderzijds een zekere 'vrijheid van uitdrukking' van de zijde van de druggebruikers. Deze tolerantie doet de opstellers tot de conclusie komen dat de onderwaardering van de verklaringen relatief gering is en dat de cijfers goed de realiteit weergeven.[13]

Daarnaast heeft het CFES ook een Baromètre Santé 1993-1994 uitgegeven.[14] De steekproef bestond uit 1.950 personen in de leeftijd van 18 tot en met 75 jaar. Ook hier werden de respondenten telefonisch benaderd. Dit gebeurde in de periode van 29 november tot en met 23 december 1993.
Omdat het aantal mensen dat heeft verklaard drugs te hebben gebruikt bij deze steekproef relatief laag is (namelijk 39 personen op de 1.950, 2%), zijn de analyses beperkt gebleven.
Bij deze steekproef werd niet de vraag gesteld of men ooit drugs had gebruikt, maar alleen of men het afgelopen jaar drugs had gebruikt. Hierop antwoordde 2% van de respondenten bevestigend (nogmaals: het gaat hier om 39 personen). Onder de leeftijdscategorie 18-24 jr. was dit percentage 6,7%, in de leeftijdscategorie 25-34 jr. was dit 3,5%, in de leeftijdscategorie 35-44 jr. 1% en in de leeftijdscategorieën 45-49 en 60-75 0%. Druggebruik kwam in bijna alle gevallen neer op cannabis.

De enquête 'Adolescents' van Marie Choquet & Sylvie Ledoux

Marie Choquet & Sylvie Ledoux hebben voor het Institut National de la Santé et de la Recherche Médicale (INSERM) in april 1993 onder 12.466 schoolgaande jongeren in de leeftijd 11 tot en met 19 jaar, een enquête gehouden.[15] Deze enquête werd nationaal uitgevoerd, in 186 (grote en kleine) onderwijsinstellingen over het land verspreid. De steekproef was representatief en werd getrokken op drie niveaus: onderwijsregio's (académies), schoolinstellingen en klassen. Een aantal vragen in de enquête ging over het gebruik van drugs, waaronder hasjiesj.
Van de leeftijdsgroep 11-19 jaar had in totaal 15% ooit drugs gebruikt. Voor het overgrote deel van dit druggebruik, 80%, ging het om gebruik van hasjiesj. Dit komt neer op een prevalentie van hasjiesj van 12%.
40% van de jongeren die ooit hasj hebben gebruikt, behoort tot de regelmatige gebruikers (dat wil hier zeggen: meer dan 10 keer in totaal). Dit komt neer op 5% van het totaal.

Onder de 'ouderen', dat wil zeggen de 18- en 19-jarigen, heeft van de jongens 39% ooit drugs gebruikt; voor de meisjes is dit 19% (gemiddeld 29%). Uitgaande van de veronderstelling dat het aandeel van hasjiesjgebruik op het totale druggebruik (80%), ook geldt voor deze groep van 18- en 19-jarigen, bedraagt het percentage van de 18- en 19-jarigen dat hasjiesj heeft gebruikt voor jongens en meisjes respectievelijk 31% en 15% (gemiddeld 23%).
Ervan uitgaande dat ook hier 40% tot de regelmatige gebruikers behoort (meer dan 10 keer), is van de 18- en 19-jarigen 12% van de jongens en 6% van de meisjes een regelmatige gebruiker (gemiddeld 8%).

De enquête van het 'Institut National de Recherche Pedagogique' (INRP)

Het Institut National de Recherche Pedagogique (INRP), onderdeel van het Ministerie van Onderwijs, heeft in 1991 een enquête uitgevoerd naar (ondermeer) het druggebruik onder de scholieren van de lycées in de steden Lille, Nice en Parijs.[16] Lycées in Frankrijk zijn te vergelijken met de hogere klassen van de middelbare school. De leeftijd is van 15 tot en met 19 jaar, met een gemiddelde leeftijd van 17 jaar. 2.335 lycéens hebben meegedaan aan de enquête.
De steekproef was representatief. Eerst is in de drie steden een representieve steekproef van de lycées genomen. Hierbij werd er voor gezorgd dat alle soorten lycées (publiek, privé, klassiek, modern, etc.) waren vertegenwoordigd. Aan de hand van de namenlijsten van de aldus geselecteerde lycées, werden vervolgens de namen van leerlingen getrokken.

Het deel van deze jongeren dat verklaarde ooit drugs te hebben gebruikt, bedroeg:

  • Lille: 17% (m: 23%, v: 11%).
  • Nice: 18% (m: 21%, v: 14%).
  • Parijs: 24% (m: 27%, v: 22%).

Het (gewogen) gemiddelde bedroeg 22%. In 94% van de gevallen kwam dit druggebruik neer op het gebruik van cannabis.
Het INRP vergelijkt de cijfers van Parijs uit 1991 met die van 1983, toen een vergelijkbare studie op de Parijse lycées werd uitgevoerd. In 1983 had 23% van de lycéens verklaard ooit drugs te hebben gebruikt. Deze prevalentie is dus stabiel te noemen.
In de enquête van het INRP was ook een vraag opgenomen over de frequentie van het gebruik van drugs, namelijk of dit gebruik de laatste zes maanden minstens tien keer heeft plaatsgevonden. De uitkomsten op deze vraag waren als volgt:

  • Lille: 3,6%
  • Nice: 4,1%
  • Parijs: 4,9%

De urinetests van het Ministerie van Defensie

Sinds een aantal jaren doet het Franse leger urine-onderzoek onder dienstplichtigen. Hierbij wordt ook onderzocht bij hoeveel personen cannabissporen in het bloed worden aangetroffen. Niet altijd is dezelfde werkwijze gevolgd, waardoor de gegevens soms niet met elkaar zijn te vergelijken.
Volgens de verantwoordelijke arts Philippe Eono is een aantal uitkomsten wel te vergelijken.[17] Het betreft hier de dienstplichtigen die zijn goedgekeurd in de jaren 1987, 1990 en 1993. Het gaat hier om de leeftijdscategorie van 18 tot 22 jaar, en (uiteraard) is de populatie geheel mannelijk. Volgens Eono bedraagt de detectieperiode van cannabisgebruik zo'n zeven (tot tien) dagen.

  • In 1987 is de urine onderzocht van 11.000 dienstplichtigen. Met een drempel van 100 ng/ml was de uitslag in 8,2% van de gevallen positief.
  • In 1990 bedroeg de drempel 20 ng/ml. De populatie bestond uit 3.300 personen. In 15,8% van de gevallen was de test positief.
  • In 1993 bedroeg de drempel wederom 20 ng/ml. De populatie bestond uit 5.433 personen. In dit jaar was de test in 13,6% van de gevallen positief.

In 1993 is aan de dezelfde populatie de vraag gesteld wie reeds een keer cannabis had gebruikt. 35% van de ondervraagden beantwoordde deze vraag positief.
De zojuist genoemde cijfers zijn nationaal. De uitkomsten varieerden sterk per regio. Het waren met name de Parijse regio en Zuid-Frankrijk waar de prevalentie hoger was dan gemiddeld.

Nog enkele kwalitatieve gegevens

In het Rapport Henrion worden de prevalentiecijfers van het SOFRES en van het INSERM (door Marie Choquet & Sylvie Ledoux) genoemd. Het Rapport stelt hierover dat 'deze cijfers tamelijk optimistisch zijn, omdat andere studies laten zien dat 80% van de jongeren ooit hasjiesj heeft gerookt, welk aandeel in sommige wijken volgens straatwerkers stijgt tot 90%'.[18]
Het rapport Henrion maakt een interessante opmerking over het gebruik van cannabis en de sociale rol die deze speelt. Nadat het rapport eerst heeft gesteld dat er voor de druggebruikers en de jongeren die met hen in contact zijn een grote scheidslijn bestaat tussen cannabis enerzijds en cocaïne/heroïne anderzijds, vervolgt het: 'de eerste [cannabis] wordt doorgaans geconsumeerd voor het plezier in de gezelligheid van een groep, en haar consumptie vertoont gelijkenissen met die van alcohol in de vorige generaties. In sommige milieus ligt zij verankerd in het leven van jongeren, wat een jongere samenvatte met de woorden: 'het is een drug tussen twee haakjes'.[19]
Het rapport stelt weliswaar onmiddellijk daarna dat op nationale schaal cannabisgebruik zeker geen alledaags verschijnsel is (omdat volgens studies en steekproeven een grote meerderheid van de jongeren nog nooit cannabis heeft gebruikt), maar het is interessant om even stil te staan bij de vergelijking met alcohol.
Alhoewel Frankrijk nog steeds geldt als de grootste alcoholconsument ter wereld, gemeten aan het aantal pure liters per persoon per jaar (16,8 liter in 1989), is deze consumptie de afgelopen decennia sterk afgenomen; in 1975 bedroeg de hoeveelheid geconsumeerde liters pure alcohol nog 22,1 liter per persoon.[20] Er wordt dus minder gedronken, waarbij opvalt dat het vooral de jongeren zijn die deze daling veroorzaken. Gelet op de hoge consumptie van cannabis onder bepaalde jongeren, zou men misschien de voorzichtige hypothese aan kunnen gaan dat het (sociale) gebruik van cannabis in sommige gevallen dat van alcohol 'vervangt'.

De zojuist genoemde opmerking uit het Rapport Henrion over de hoge prevalentie van cannabis in bepaalde wijken is in overeenstemming met de waarnemingen van de onderzoeksgroep Groupe de Recherche et d'Analyse du Social et de la Sociabilité (GRASS) van de Université Paris VIII.[21] Deze onderzoeksgroep voert sinds begin 1995 een onderzoek uit in een viertal wijken, of beter gezegd wooncomplexen (cités), in de noordoostelijke voorsteden van Parijs (in het departement Seine-Saint-Denis). Dit departement geldt over het algemeen als het meest problematische van Frankrijk: een (zeer) hoge concentratie van immigranten, gepaard gaande met armoede, werkloosheid, geweld, bendes, etc.
GRASS doet al langer onderzoek in 'risicobuurten' zoals in de voorsteden van Parijs. Omdat men zich in deze wijken verbaasde over de extreem hoge mate van het gebruik van hasjiesj en de grote aanwezigheid van dit gebruik in het sociale leven van de jongeren (met name jongens) in de cités, heeft men besloten hier een apart onderzoek aan te wijden. Het onderzoek heeft men de wat paradoxale titel L'usage dur des drogues douces meegegeven, ofwel 'het hard gebruik van softdrugs'. Hasjroken wordt veelal uit verveling gedaan voor de wooncomplexen of in de hal hiervan. Veel jongeren (jongens) uit deze wooncomplexen doden de tijd door hier rond te hangen, overdag en (vooral) 's avonds.
Volgens de waarnemingen van de veldwerkers van GRASS die hier eveneens 'rondhangen' (waarvan men ter plaatse overigens niet altijd op de hoogte is), lijkt dit sociale leven niet zonder het gebruik van hasjiesj te kunnen. Volgens de veldwerkers zijn er dan ook niet veel jongeren die niet dagelijks hasjiesj roken. De veldwerkers definiëren daarom een kleine roker als iemand die één tot drie joints per dag rookt; een grote roker is iemand die er dagelijks meer dan vijf rookt. De veldwerkers schatten dat van de jongens tussen de 18 en 30 jaar ongeveer 80% hasjiesj rookt.

In een studie van de Conseil National de Villes en het Maison des Sciences de l'Homme, die als doel had duidelijkheid te krijgen over de geruchten als zou er een belangrijke ondergrondse drugseconomie bestaan in bepaalde wijken (voorsteden) in Frankrijk, worden ook cijfers genoemd over de prevalentie van cannabis.[22]
Over de wijk Val d'Argent in de gemeente Argenteuil (departement Val-d'Oise) wordt gesteld dat cannabis sinds lange tijd wijdverbreid is in de leeftijdscategorie 15-30 jaar. De schattingen zijn dat van de jongens tussen de 50% en 80% tot de geregelde of gelegenheidsgebruikers van cannabis behoort. Voor de meisjes in deze leeftijdscategorie is deze schatting 20%.
In vijf wijken van de gemeente Aubervilliers (departement Seine-Saint-Denis) is onder jongeren die vaak (op straat) in de wijk zijn te vinden, een enquête uitgevoerd naar (onder meer) het cannabisgebruik. De uitkomsten hiervan variëren tussen de 47% en 60%, met een gemiddelde van 53% voor de vijf wijken.
Volgens sommige schattingen in de wijk Rose des Vents in de gemeente Aulnoy-sous-Bois (departement Seine-Saint-Denis) gebruikt 80% van de jongeren in de leeftijdscategorie 15-30 jaar hasjiesj. Althans, zo staat vermeld, als men alle mogelijke wijzen van gebruik in ogenschouw neemt. Cannabisgebruik is in deze wijk onder jongeren heel gewoon geworden, waarbij een dubbele ontwikkeling is waar te nemen. Aan de ene kant verspreidt cannabis zich meer onder de hogere leeftijdscategorieën, aan de andere kant raakt het gebruik meer verspreid onder verschillende sociale lagen, met name onder de betere sociale groepen. Bij dit laatste punt wordt opgemerkt dat de meest gemarginaliseerde groepen daarentegen, juist uitgesloten zijn van deze 'cultuur'.

Tot slot nog een laatste (kwalitatieve) opmerking ten aanzien van de prevalentie van cannabis in Frankrijk. Verschillende personen die bekend zijn met zowel Frankrijk als Nederland (onder wie de auteur van dit rapport), zijn van mening dat er in Frankrijk meer cannabis wordt gebruikt dan in Nederland. Alhoewel het onmogelijk is deze stelling met feitelijke gegevens te ondersteunen, kan er wel worden gewezen op enkele verschillen die er in dit opzicht lijken te bestaan tussen Frankrijk en Nederland.
Ten eerste heerst er in Frankrijk nog een 'cultuurtje' rondom het roken van hasjiesj, terwijl dit in Nederland al zo 'gewoon' of sociaal geaccepteerd is, dat cannabis eigenlijk niet meer interessant is en zijn 'speciale aantrekkingskracht' heeft verloren. Onder jongeren in Frankrijk daarentegen is hasjiesj nog iets interessants. Dit verschil uit zich bijvoorbeeld op jongeren- of studentenfeestjes in Frankrijk, waar het niet ongebruikelijk is dat de meerderheid van de aanwezigen, of in ieder geval vrijwel alle tabaksrokers, een trekje van een joint nemen als deze 'langskomt'. In Nederland moet men wel op een subcultuur-feestje zijn beland, wil de meerderheid van de aanwezigen dit doen.
Daarnaast is de mate waarin in Frankrijk hasjiesj wordt gerookt opvallend hoog. Aangezien hasjiesj over het algemeen niet eenvoudig is te krijgen (men moet de straat op), men niet zeker is van kwaliteit (veel is immers versneden) en de prijs hoog is, komt de indruk naar voren dat veel Fransen, àls zij hasjiesj roken, zij hier ook enig effect van willen zien (hebben). Met andere woorden: het consumptiegedrag is sterk gericht op de défonce, wat in Nederland wel wordt genoemd 'flink stoned worden'. Het consumptiepatroon van Fransen die hasjiesj roken lijkt in dat opzicht op dat van Scandinaviërs die alcohol drinken: het is duur, dus àls je drinkt moet je er wel wat van voelen, anders is het zonde.

[Previous] [Next]